Passiebloem
De passiebloem (Passiflora incarnata L.) is een klimplant van de familie van de passifloraceae. De stengel, die tot tien meter lang kan worden, is hol, dun en houtachtig. De bladeren, die zich vasthechten met hechtranken, bestaat uit drie lange, getande lobben. De grote solitaire bloemen, bestaande uit vijf kroonbladen en vijf kelkbladen, hebben een kroon van paarsen en roze draden.
Het was in Mexico dat pater Emmanuel de Villegas deze bijzondere plant ontdekte en hij gaf haar haar eeuwige roem. De augustijnermissionaris was immers geraakt door de pracht van de bloemen, niet enkel door hun sierlijkheid, maar ook omdat hij er een analogie in zag met een fundamenteel verhaal uit het evangelie: de Passie van Christus. Geïnspireerd door de symbolische beschrijving van de bloem doopte de Engelse botanicus Leonard Plukenet in 1696 de bloem met de naam die ze vandaag nog draagt. Passiebloem, van het Latijnse ‘passio’ (passie) en ‘flos’ (bloem).
De belangrijkste bestanddelen in het blad zijn flavonoïden, met name uit de apigeninefamilie, fenolzuren, fytosterolen, een aromatisch extract dat wordt gekenmerkt door een cumarinegeur en maltol met een gekarameliseerde suikergeur, en tot slot zogenaamde indoolalkaloïden uit de harman-groep. Die zorgen ervoor dat de passiebloem:
- mentale stress vermindert,
- helpt bij slaapstoornissen.