De eerste sporen van gember ( zingiber officinale) zijn terug te vinden in de oudste Chinese geschriften en in oude teksten uit India, van meer dan 3000 jaar geleden.
Vanaf de eerste eeuw raakt gember verspreid over Europa en wordt het door de Grieken en de Romeinen al snel gebruikt in de keuken. Daardoor wordt het een van de eerste specerijen die via de Rode Zee in het Middellandse-Zeebekken wordt geïmporteerd. Arabische handelaars importeren de gember van de oostkust van Afrika.
‘Zenj’ verwijst zowel naar de gember als naar de inwoners van die regio – waar trouwens ook de naam Zanzibar vandaan komt. Gember werd veel gebruikt in de Middeleeuwen, waar reeds melding werd gemaakt van zijn afrodisiacum-eigenschappen, en het werd even belangrijk als peper. Het was heel duur, diende als betaalmiddel en er kwam een belasting op.
Gember raakt in de 18de eeuw in de vergetelheid, tot het in onze tijd opnieuw vaak wordt gebruikt.
Er zijn immers tal van wetenschappelijke studies geweest die de bestanddelen ervan hebben onderzocht om de uitgebreide voordelen aan te tonen.